Structuur en indeling van een scriptie

Hoe begin je als je een scriptie moet schrijven? Vooraf de opbouw van je scriptie typen in Word, bijvoorbeeld met het Scribbr-scriptiesjabloon hieronder, kan je veel hoofdpijn besparen.

 


De verdediging


Hoe is de verdediging opgebouwd?

1. Afstudeerpresentatie

Je legt je onderzoek uit door middel van een afstudeerpresentatie. Meestal mag je een computer of beamer gebruiker. Print de sheets ook altijd een paar keer uit voor het geval de techniek je in de steek laat.

Hou er rekening mee dat je begeleider en tweede lezer geen specialist zijn in je onderwerp. Verplaats je in je publiek en zorg dat de afstudeerpresentatie voor hen begrijpelijk is.

Bereid je presentatie goed voor, zorg voor een logische structuur en bekijk onze tips voor een boeiende presentatie.

Sommige opleidingen willen de verdediging kort houden en schrappen de presentatie. Dan geef je een korte uiteenzetting van je scriptie. De opbouw van je verhaal kun je wel hetzelfde houden als de opbouw voor de presentatie.

2. Kritische vragen

Na de presentatie komt het belangrijkste gedeelte: de vragenronde. Hier worden vragen gesteld om te kijken of je het onderwerp en je onderzoek goed begrijpt.

Ga ervan uit dat ze de vragen niet stellen om je ergens op te pakken, maar uit interesse. Voel je dus niet aangevallen en geef rustig en helder antwoord op de vragen die je krijgt.

Krijg je een vraag waar je het antwoord niet op weet? Geef dan aan dat je er even over na wilt denken en vraag of je later op de vraag terug mag komen.

3. Bepalen cijfer

Na de kritische vragen word je (en het publiek) 5 minuten weggestuurd zodat je begeleider en tweede lezer de kwaliteit van je scriptie en verdediging kunnen bespreken. Ze beslissen welk cijfer je krijgt. Na een paar minuten word je teruggeroepen en krijg je hopelijk de verlossende woorden te horen dat je bent geslaagd.


Welke vragen kun je verwachten?


Door jou vragen te stellen over je scriptie wordt gekeken of je genoeg verstand van je onderwerp hebt en of je onderzoek goed is uitgevoerd.

Je kunt uiteraard inhoudelijke vragen over je onderwerp verwachten. Maar ook vragen over je onderzoeksopzet:

Waarom heb je gekozen voor een deelvragen in plaats van hypothesen?


Vind je dat je steekproef groot genoeg is? Is je steekproef representatief?

Waarom heb je voor kwalitatief onderzoek gekozen in plaats van kwantitatief?

Waaruit blijkt dat je onderzoek valide/betrouwbaar/generaliseerbaar is?

Wat zijn de beperkingen van je onderzoek?

Zelf denk ik dat x ook een oplossing is voor je probleem. Wat denk jij hiervan?

Je belangrijkste bron is x? Vind je dit een sterke bron? Waarom heb je hiervoor gekozen?

Wat zou je anders doen als je je onderzoek opnieuw zou uitvoeren?

Wat heb je geleerd van het schrijven van je scriptie?

Opbouw van je presentatie


In de afstudeerpresentatie hou je dezelfde volgorde aan als in je scriptie en licht je de belangrijkste punten eruit:

Introduceer je probleem. Wat is de aanleiding?

Wat is je hoofdvraag en/of hypothesen?

Hoe ben je het gaan onderzoeken (onderzoeksopzet)?

Wat zijn de onderzoeksresultaten? Som niet alle resultaten op. 1-2 slides is echt voldoende!

Je conclusies.

Wat is je advies of visie hierop (discussie)?

Wat zijn de beperkingen van je onderzoek? Wat is nog interessant om verder te onderzoeken?

Wat heb je van je scriptie geleerd?

Tips voor het presenteren

 

Heb jij een professionele presentatie nodig? klik hier!


Doe het uit je hoofd. Voor het oefenen kun je je verhaal wel uitschrijven. Herhaal het verhaal in je gedachten en zorg dat je verhaal in je hoofd klopt en logisch is. Herhaal het als je aan het douchen bent of op de fiets zit.


Voor een goede presentatie is een goede voorbereiding essentieel. Oefen voor de spiegel of neem het op met camera. Hierdoor heb je minder zenuwen en gaat het beter.


Hou de slides kort. 10 slides zou voldoende moeten zijn.


Ga niet in op de details.

Probeer een verhaal te vertellen in plaats van een opsomming van je resultaten.

Gebruik enkel termen die het publiek kent (of leg ze goed uit).

Maak oogcontact.

Sta er niet bij als een zoutzak. Gebruik je handen.

Kleed je netjes.

Lees je scriptie nog even door zodat je precies weet wat erin staat.

Neem je uitgeprinte scriptie mee, dan kun je altijd dingen opzoeken als iemand refereert naar een bepaald punt in je scriptie.